Brief van Ocan, SMN en IOT aan 3 ministeries, mei 2022

Den Haag, 27 mei 2022

Onderwerp: Datakoppeling tussen ‘criminaliteit’ en ‘afkomst’ en overheidscommunicatie hierover

Excellentie,

Graag vragen wij met deze brief uw aandacht voor de bestaande datakoppelingen tussen gegevens over geboorteland (en dat van ouders) en geregistreerde verdachten- en veroordelingscijfers. Wij vragen daarnaast aandacht voor de wijze waarop hierover door de overheid wordt gecommuniceerd.

Hieronder delen wij in het bijzonder onze zorgen over de brief van ministers uit het vorige kabinet (gedateerd 28 april 2021). Het gaat om de brief van oud-minister Koolmees van SZW, mede namens oud-ministers Ollongren van BZK en Grapperhaus van JenV (de betreffende brief is als bijlage bijgevoegd).

Aanleiding

Over één standpunt waren de toenmalige ministers en wij het eens, tot onze vreugde. Als overheidsorganisaties er voor kiezen om te communiceren over de datakoppeling tussen ‘criminaliteit’ en ‘afkomst’, dan wordt er voortaan zoveel mogelijk inzicht geboden in de factoren die een — eventuele — over- of ondervertegenwoordiging van groepen in de criminaliteit verklaren. Met andere woorden, de bij voorbaat gelegde nadruk op ‘afkomst’ wordt enigszins verlegd naar universele risicofactoren voor crimineel gedrag, waaronder sociaal-economische variabelen. Niettemin heeft de brief (en ons gesprek hierover naderhand met ambtenaren van SZW) de belangrijkste zorgen niet weggenomen. Overigens is er laatste jaren ook steeds meer aandacht gekomen voor de juridische/ mensenrechtelijke aspecten van de koppeling tussen data over ‘criminaliteit’ en ‘afkomst’.
Daarom doen wij hieronder de volgende oproep, die wij verderop in de brief nader onderbouwen.

Onze oproep

Wij vragen u met klem om deze datakoppeling — en de communicatie hierover vanuit de overheid — per direct te doen staken en de datakoppeling slechts beschikbaar te stellen voor onderzoeksvoorstellen die zijn getoetst door een hiervoor aangestelde commissie (naar Zweeds voorbeeld) [voetnoot: De volgende weblink verwijst naar de behandeling van een onderzoeksvoorstel, door een dergelijke ‘ethische commissie’ in Zweden: https://afkomstdata.medium.com/sweden-decision-by- an-ethics-board-on-the-third-party-publication-of-government-figures-on-2f5f4e70ac11 ] waarin in ieder geval ook het College voor de Rechten van de Mens is vertegenwoordigd.
Als u er niettemin voor kiest om vanuit de overheid te blijven communiceren over de hierboven genoemde datakoppeling dan vragen wij u met klem nadere duidelijkheid te bieden over de bedoeling hiervan en over de afweging die daarbij is gemaakt. De tot nu toe geboden motivering door uw voorgangers en betrokken ambtenaren is volgens ons onvoldoende duidelijk en/of onvolledig. Daarnaast hebben we tot op heden nog geen voldoende complete afweging gezien tussen het (gebrekkig geformuleerde) doel van de datakoppeling en de potentiële negatieve effecten. Het bijkomend gevolg van deze tekortkomingen is dat de juridisch benodigde afweging hoogstwaarschijnlijk tekortschiet.

Wij zullen deze oproep hieronder verder motiveren.

Tekortschietende doelstelling

De drie oud-minister Koolmees, Ollongren en Grapperhaus schreven in hun brief aan ons dat de datakoppeling nodig is om de doelstelling ‘gelijke posities’ te kunnen behalen en ontwikkelingen richting dat doel te kunnen volgen. In ons gesprek met ambtenaren van SZW (22 februari 2022) werd nog eens nadrukkelijk bevestigd dat ‘gelijke posities’ inderdaad een bestaande beleidsdoelstelling is, óók op het terrein van ‘criminaliteit’ (met evenredigheid als tussendoel, zoals toegelicht in bijvoorbeeld Siniša Bokšić, Arjen Verweij en Mark Roscam Abbing, De kloof wordt kleiner, behalve op de arbeidsmarkt, ESB, 104(4775), 4 juli 2019).

Oftewel, het ‘terugdringen van oververtegenwoordiging in de geregistreerde criminaliteitscijfers’ (van bijvoorbeeld kinderen van in Marokko geboren Nederlanders) is nog steeds een zelfstandige doelstelling, zoals eerder in de jaren ’90 en ’00 door toenmalige regeringsleden werd uitgesproken.

Onze vraag is eenvoudig:
Heeft dit kabinet — net als het vorige kabinet — de doelstelling om ‘gelijke posities op het terrein van criminaliteit’ te bereiken, tussen ‘groepen’ van verschillende ‘afkomst’? Zo ja, waaróm is het een doelstelling van dit kabinet om ‘gelijke posities op het terrein van criminaliteit’ te bereiken? Voor welk doel zijn die ‘gelijke posities’ volgens u een geschikt middel?

Heeft het huidige kabinet ook de doelstelling om ‘gelijke posities’ te bereiken tussen — bijvoorbeeld — kinderen van ouders met het hoogste inkomensniveau en kinderen van ouders met het laagste inkomensniveau? Immers, de drie oud-ministers schrijven in hun brief dat ze het ‘onacceptabel’ vinden “als iemands geboorteplaats — of die van zijn of haar ouders — bepalend is voor de […] maatschappelijke positie”. Geboorteplaats kan uiteraard ruimer opgevat worden dan de geografische locatie.
Zo ja, waar is die doelstelling van het kabinet op schrift terug te vinden?

Dan zijn er nog wat vragen waarvoor antwoorden nodig zijn om de reikwijdte van de doelstelling helder te krijgen:

  1. Voor wie geldt de doelstelling? Welke ‘groepen’ (ingedeeld door de overheid op basis van geboorteland van burgers en hun ouders) vallen onder de doelstelling ‘gelijke posities’ van de overheid? Oftewel, welke ‘landen van herkomst’?
  2. Op basis van welk criterium wordt dit bepaald? Op basis van de mate van (‘ongecorrigeerde’) ’oververtegenwoordiging’? Zo ja, bij hoeveel (‘ongecorrigeerde’) ‘oververtegenwoordiging’ gaat de doelstelling van ‘gelijke posities’ gelden?
  3. Wanneer is ‘evenredigheid’ behaald? Met andere woorden: voor welke factoren moeten de cijfers precies ‘gecorrigeerd’ zijn? Zijn volgens u alle relevante sociaal-economische risicofactoren meegeteld in de laatste analyse (Jaarrapport Integratie 2020 van CBS)?
  4. Welk concreet beleid bestaat er momenteel om de doelstelling van ‘gelijke posities’ op het terrein van ‘criminaliteit’ te bereiken? Hoe moeten die ‘gelijke posities’ worden bereikt volgens u? Geldt dat beleid voor alle ‘herkomst-groepen’ of slechts voor een paar?
  5. Zijn er naast het doel van ‘gelijke posities’ (en het volgen van de ontwikkelingen hieromtrent) nog andere redenen waarom de data over ‘afkomst’ en ‘criminaliteit’ worden gekoppeld?

Incomplete afweging

Naar aanleiding van hun brief concluderen wij dat de drie oud-ministers geen complete afweging laten zien. Alleen al vanwege het ontbrekende antwoord op de vraag waaróm ‘gelijke posities op het terrein van criminaliteit’ worden nagestreefd is er geen complete afweging mogelijk.

Daarnaast zijn er andere redenen waarom er geen sprake is van een complete afweging. Er is namelijk geen enkel onderzoek gedaan naar de schadelijke effecten van jarenlange overheidscommunicatie over de bedoelde datakoppeling. Hoe is een afweging mogelijk als één kant van de weegschaal nagenoeg geen aandacht krijgt?

Een gedegen afweging zou in ieder geval de volgende ingrediënten moeten bevatten:

  1. Welke sentimenten en opvattingen leven er onder Nederlanders die jarenlang extra zijn belicht in alle overheidscommunicatie over ‘criminaliteit en afkomst’ (inwoners die zijn geclassificeerd onder de classificaties ‘voormalig Ned. Antillen’, ‘Marokko’, ‘Suriname’ en ‘Turkije’)?
  2. Welke opvattingen leven er onder burgers over de redenen voor de datakoppeling en de communicatie hierover? In welke mate komen die opvattingen overeen met de motivering om ‘gelijke posities’ te behalen? Voor welke toepassingen wordt de datakoppeling volgens burgers allemaal gebruikt? In hoeverre denken burgers dat de datakoppeling wordt gebruikt bij bestrijding van crimineel gedrag?
  3. In welke mate zien burgers (inclusief ambtenaren) in de datakoppeling een ondersteuning van hun opvattingen over het anders behandelen van mensen op basis van hun ‘afkomst’ en op basis van ‘oververtegenwoordiging’? Welke relatie ligt er tussen de overheidscommunicatie over ‘criminaliteit en afkomst’ en discriminerend gedrag (zoals op de arbeidsmarkt)?
  4. In hoeverre komt de classificatie (op het terrein van criminaliteitscijfers) overeen met de classificatie die inwoners zichzelf zouden geven?

Juridisch-mensenrechtelijke verantwoording
De hierboven beschreven tekortkomingen hebben juridische consequenties. Hier hebben wij herhaaldelijk aandacht voor gevraagd in onze correspondentie met het ministerie van SZW, in ieder geval sinds juli 2020.

Tot op heden hebben wij van uw ministeries geen juridische analyse ontvangen waarin wordt ingegaan op uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het College voor de Rechten van de Mens, alsmede aanbevelingen van de European Commission against Racism and Intolerance, de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Framework Convention for the Protection of National Minorities [Enkele relevante citaten zijn te vinden via: https://afkomstdata.medium.com/relevant-international-resolutions-recommendations-aea2e5881476 https://afkomstdata.medium.com/normstellingen-van-de-european-commission-against-racism- and-intolerance-83b8d2a296ef
College voor de Rechten van de Mens, Position paper — Bestrijding van racisme en discriminatie in Nederland, 15 december 2020, te vinden via https://mensenrechten.nl/nl/publicatie/5fd8fc611e0fec037359c6e1 ].

Zoals hierboven al opgemerkt houdt alleen al de doelstelling ‘gelijke posities’ op het terrein van ‘criminaliteit’ juridisch geen stand, zo schatten wij in.

In de brief van de drie oud-ministers wordt gezegd dat de overheidscommunicatie over ‘criminaliteit’ en ‘afkomst’ “stereotypen en vooroordelen kunnen bevestigen en versterken”. Die mogelijkheid wordt blijkbaar uitdrukkelijk geaccepteerd. Door het jarenlang apart uitsplitsen van vier dezelfde ‘herkomst-groepen’ zouden dergelijke schadelijke effecten vooral die vier groepen treffen. In dat geval zou de overheidscommunicatie onder de scope van anti-discriminatie wetgeving vallen.
Vanwege deze mensenrechtelijke aspecten sluiten wij juridische stappen niet uit.

Alternatieve werkwijze

Wij stellen voor om de datakoppeling (van verdachten- en veroordelingscijfers met gegevens over geboorteland) voortaan slechts ter beschikking te stellen voor onderzoeksvoorstellen die zijn gericht op het opsporen en voorkomen van discriminerend handelen. Te denken valt aan ‘etnisch profileren’. Het kan immers niet uitgesloten worden dat zulke onderzoeksvoorstellen zullen worden ontworpen, in de toekomst. Een hiervoor aangestelde groep mensen zal kunnen beoordelen of een concreet onderzoeksvoorstel qua doelstelling en onderzoeksmethode past binnen de vooraf opgestelde kaders (die dan nog moeten worden geformuleerd). Inmiddels hebben wij tijdens verschillende gesprekken (met CBS op 27 oktober 2021 en SZW op 22 februari 2022) verwezen naar het bestaan van een dergelijke ‘ethische commissie’ in Zweden.

Een dergelijke werkwijze zou (vanzelfsprekend) gepaard gaan met het intrekken van de doelstelling ‘gelijke posities’ op het terrein van ‘criminaliteit’.
Meer in het algemeen zou een einde moeten komen aan het toepassen van ‘ongelijke posities’ en ‘oververtegenwoordiging’ als uitgangspunt/vertrekpunt/aanleiding voor verder onderzoek.

Wij zouden u dankbaar zijn voor een spoedige reactie.
Indien gewenst lichten wij ons voorstel graag toe in een persoonlijk gesprek.

Hoogachtend,
Stichting Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders: Bouchaib Saadane, voorzitter
Stichting Ocan: Lionel Martijn, directeur-bestuurder
Stichting Inspraakorgaan Turken in Nederland: Zeki Baran, voorzitter

Deze brief hebben wij verstuurd naar:
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Hanke Bruins Slot
De Minister van Justitie en Veiligheid, Dilan Yeşilgöz-Zegerius
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Karien van Gennip

--

--

Overheidscommunicatie over criminaliteit & afkomst
0 Followers

Ondersteunende informatie over het thema 'overheidscommunicatie over criminaliteit en herkomstland/geboorteland', in Nederland.